Aanpassing energie‑efficiëntieregels door brexit
De Europese Unie (EU) actualiseert momenteel de energieverbruikscijfers uit de herziene energie-efficiëntierichtlijn om rekening te houden met de brexit. Deze technische aanpassing m.b.t. het geraamde energieverbruik in de EU in 2030 werd door de ambassadeurs bij de EU bekrachtigd. Dit effent het pad naar een spoedige aanneming.
Dankzij deze actualisering zal de EU haar vorderingen op weg naar haar klimaat- en energie-efficiëntiedoelstellingen kunnen meten en zal zij lidstaten en bedrijven in een Unie van 27 rechtszekerheid kunnen bieden.
De herziene energie‑efficiëntierichtlijn bevat voor 2030 een EU‑kerndoelstelling van ten minste 32,5%. In absolute waarden is dit niet meer dan 1 273 miljoen ton olie‑equivalent (Mtoe) primair energieverbruik en niet meer dan 956 Mtoe eindenergieverbruik voor een EU van 28 lidstaten. De overeenkomstige prognoses voor de EU27 - dus de EU zonder het VK - resulteren in energieverbruiksniveaus van niet meer dan 1 128 Mtoe primair energieverbruik en niet meer dan 846 Mtoe eindenergieverbruik in 2030.
De verwachte energieverbruikscijfers in de verordening inzake de governance van de energie‑unie worden op soortgelijke wijze geactualiseerd.
Volgens de energie-efficiëntierichtlijn en de governanceverordening moeten de lidstaten rekening houden met het geraamde totale energieverbruik wanneer zij hun indicatieve nationale energie-efficiëntiebijdrage aan de kerndoelstellingen van de EU bepalen. De energieverbruikscijfers zijn ook relevant voor de beoordeling door de Commissie van de vooruitgang met de energie‑efficiëntiestreefcijfers.
Volgende stappen
Het Europees Parlement (EP) heeft op 14 januari 2019 zijn standpunt aangenomen. Het Comité van permanente vertegenwoordigers van de Raad bekrachtigde op 30 januari het verslag van het EP. Dit betekent dat er tussen de medewetgevers geen onderhandelingen moeten gevoerd worden als het EP zijn standpunt in de plenaire vergadering bevestigt. Van het Europees Parlement en de Raad wordt verwacht dat zij het besluit vóór eind maart aannemen.
Bron